Achtergrond
Waling Gerrits Dijkstra werd op 14 augustus 1821 geboren in Vrouwenparochie als zoon van een bakker. Waling was dan ook voorbestemd om zelf bakker te worden. Zijn ouders huurden in 1824 een bakkerij in Spannum. Waling bleef als jongetje van drie jaar oud in eerste instantie bij zijn pake wonen in Vrouwenparochie. Al kwam hij ook regelmatig in Spannum en ging daar soms periodes ook naar de lagere school. Over zijn schooltijd in Spannum schreef hij later dat dit een grote wilde boel was. De schoolmeester was nauwelijks in staat de kinderen iets te leren. Voor zijn ontwikkeling was het een goede zaak dat hij in Vrouwenparochie is gebleven. In Vrouwenparochie had hij meer ruimte om zijn geest te ontwikkelen. In 1840 kwam hij als negentienjarige bij zijn moeder in de bakkerszaak in Spannum. Zijn vader was een aantal jaren daarvoor al overleden. Het was de bedoeling dat Waling de zaak zou overnemen.
Maar Waling is niet in de wieg gelegd voor het bakkersvak. Hij is een stille jongen die liever leest en naar mooie verhalen van zijn pake luistert. In Spannum komt hij in een dorp met grote tegenstellingen tussen de volkstaal, het Fries en de officiële culturele taal, het Hollands. Hij houdt vast aan het Fries. Waling is van huis uit Bildtstalig, maar is in zijn beginjaren in Spannum net begonnen met het schrijven in het Fries.
Naast zijn werk als bakker gaat hij bijverdienen met maken van tekeningen. Hij maakt tekeningen van boerderijen en koeien en maakt tegen betaling rijmwerk voor bruiloften. In deze periode begint hij ook met het maken van Friese ballades, rijmen en liedjes. Zoals het lied ‘Simmermoarn’. De inspiratie voor het lied heeft hij vast opgedaan tijdens zijn tochten met de broodkorven door de velden rond Spannum. In 1848 publiceert hij zijn eerste individuele werk, de liederenbundel ‘Doaitse mei de Noardske balke’.
In zijn eerste jaren in Spannum ontspint er zich een liefdesverhaal tussen Waling en een boerendochter. Dit loopt uit op een liefdesdrama, wat hij later beschrijft in ‘De betsjoende boeredochter’. In 1850 trouwt hij met Hinke Huizing, samen krijgen ze een zoon Gerrit. Helaas overlijdt Hinke in 1851 en een jaar later sterft zijn zoontje Gerrit ook. Vanuit de bakkerij kijkt hij uit op het naastgelegen kerkhof waar zij begraven liggen.
In 1853 vertrekt hij na bewogen jaren uit Spannum. In 1855 vinden er belangrijke veranderingen in zijn leven plaats. Hij hertrouwt met Afke (Jans) de Boer, met wie hij elf kinderen krijgt. Na Spannum verhuist hij naar Franeker om in dienst te treden bij T. Telenga uitgeverij.
Vanaf die tijd kan Waling volledig in zijn onderhoud voorzien door het schrijven en het houden van voordrachten en door het werken in een boekhandel en uitgeverij. In 1861 vestigde hij een zelfstandig boekhandel in Holwerd waar hij tot zijn dood in 1914 zal wonen. Waling ontwikkelde zich tot schrijver, dichter, volkskundige, taalkundige, boekverkoper, journalist en bestuurder. Waling Dijkstra stond ook aan de basis van de Friese toneelcultuur. Hij schrijft en bewerkt tijdens zijn leven maar liefst 40 toneelstukken.
Hoe kan het dat er nog nooit een iepenloftspul aan zijn leven is gewijd? Dit moet veranderen en daar komt dit jaar verandering in! Het ‘iepenloftspul Wat bisto leaflik!?’ wordt op de planken gebracht met muzikale inbreng van CMV Oranje Spannum.